Heel 2025 staan de soorten in het teken van ‘Bijzonder (en) klein’. In maart is de kijker gericht op het elzenhaantje.

Elzenhaantje

Een van de meest waargenomen kevers in het Vechtpark, bij het 1000-soortenjaar, was het elzenhaantje. En dat is ook niet zo gek aangezien er langs de Vecht voldoende elzen en ook wilgen staan. Zoals de naam al doet vermoeden,  zitten ze voornamelijk op elzen, maar daarnaast ook wel eens op andere loofboomsoorten als wilg en hazelaar. Daardoor kom je de kevers hoofdzakelijk tegen in wat nattere bossen en struwelen.

De kever uit de familie van de bladhaantjes wordt bijna één centimeter groot. Op het eerste gezicht lijken ze donker en wat glanzend gekleurd, maar als je beter kijkt dan hebben ze een metaalblauwe of koperkleurige glans op hun dekschilden. De kevers zijn vooral als imago (volwassen dier) goed zichtbaar, daarbij heb je ongeveer vanaf maart t/m september goede kans om te ze vinden.

Bij de vrouwtjes is soms ook goed te zien dat hun lichaam zo opzwelt, dat het feloranje achterlichaam zichtbaar wordt. De vrouwtjes leggen in die periode wel honderden eitjes aan de onderkant van bladeren en met ongeveer twee maanden komt er alweer een nieuwe generatie imago’s tevoorschijn. Vanuit het ei komt een larve die van de bladeren eet en nadat die volgevreten is, verpopt hij of zij zich tot een volwassen kever.

De larven kunnen soms wel al het blad van een plant opeten, zeker als er veel larven zijn. Het komt wel voor dat ze dan massaal opzoek gaan naar een andere plant. De aanwezigheid van de rupsen van het elzenhaantje is vaak ook te herkennen aan de vele gaten in de bladeren van elzen. Het wordt met name in tuinen ook wel eens als plaag gezien, maar meestal groeien er wel weer nieuwe bladeren aan de plant als de rupsjes uitgegeten zijn. Aan het eind van de zomer en begin van de herfst zoeken de kevers een plekje op om tussen de gevallen bladeren te overwinteren. In het voorjaar laten ze zich dan weer zien om van de verse bladeren te eten.

Tekst en foto Jari Kampjes